HERBAIJUM - Een inwoonster van Herbaijum mag met de gemeente Waadhoeke een overeenkomst sluiten voor het tijdelijk opvangen van maximaal 35 Oekraïners in haar woning. Dat is de uitkomst van een kort geding dat haar directe buren (tevens haar ouders) tegen haar hadden aangespannen bij de rechtbank Noord-Nederland. Het kort geding was tevens gericht tegen de gemeente Waadhoeke.

Geen reële dreiging van onrechtmatige hinder

Volgens de voorzieningenrechter die de zaak behandelde, is aannemelijk dat de ouders enige overlast zullen ondervinden van de opvanglocatie. De woning van de ouders en het pand van de dochter grenzen namelijk aan elkaar. De ouders en de dochter wonen in een kop-hals-romp-boerderij, waarbij de ouders in het kop-hals-gedeelte wonen en de dochter in de voormalige schuur. Om het sluiten van de overeenkomst met de gemeente te verbieden is echter nodig dat er een reële dreiging van onrechtmatige hinder bestaat. Of daarvan sprake is, is afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder, en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden. Volgens de voorzieningenrechter is niet voldoende aannemelijk geworden dat het tijdelijk opvangen van 35 Oekraïners leidt tot onrechtmatige hinder. Daarbij speelde bijvoorbeeld een rol dat de percelen van elkaar gescheiden zijn door erfafscheidingen en nu nog niet duidelijk is of daadwerkelijk sprake zal zijn van ernstige geluidsoverlast. Rapportages daarover ontbreken namelijk. De praktijk zal moeten leren of daadwerkelijk sprake is van onrechtmatige hinder, aldus de voorzieningenrechter.

Geen afspraak

De ouders hadden ook gesteld dat zij met hun dochter hadden afgesproken dat zij bij de aankoop van de boerderij in 2016 hadden afgesproken dat zij over en weer geen appartementen in hun woningen zouden maken. Volgens de voorzieningenrechter is onvoldoende aannemelijk geworden dat die afspraak is gemaakt.

Geen instemming van de ouders vereist

Verder hadden de ouders aangevoerd dat de dochter hun instemming nodig heeft om de opvang te realiseren. De voorzieningenrechter is het ook daar niet mee eens. De dochter is enig eigenaar van haar deel van de boerderij en mag zelf beslissen hoe zij dat pand wil gebruiken. Dat wordt pas anders als er sprake zou zijn van onrechtmatige hinder, maar dat is volgens de voorzieningenrechter dus nu nog niet aannemelijk.

Gemeente zit ook niet fout

Ook de gemeente heeft volgens de voorzieningenrechter niet onrechtmatig gehandeld. De gemeente heeft niet de instemming van de ouders nodig om een overeenkomst met hun dochter te sluiten. Ook het feit dat zij pas tegelijk met andere omwonenden zijn geïnformeerd kan niet tot een verbod op het sluiten van de overeenkomst met de dochter leiden. Overigens moet de gemeente nog een omgevingsvergunning voor de verbouwing van het pand afgeven. De gemeente heeft het onderzoek naar het al dan niet kunnen afgeven van die vergunning namelijk tijdelijk stil gelegd in verband met het kort geding.

Zaak speelt uitsluitend tussen ouders en dochter en gemeente

De voorzieningenrechter heeft er in het vonnis op gewezen dat deze zaak uitsluitend speelt tussen de ouders aan de ene kant en de dochter en de gemeente aan de andere kant. Of het dorp Herbaijum geschikt is als opvanglocatie speelde bij de beoordeling daarom geen rol. Aan een lijst met handtekeningen van een groot aantal inwoners van het dorp is daarom geen aandacht besteed.